Station:

Esch

Spätgotische Filialkirche Sankt Nikolaus von 1408

De route van het Eifel-Pelgrims-fietspad leidt ook door de gemeente Esch aan de Salm. Deze werd voor het eerst genoemd in een oorkonde die keizer Frederik I in 1157 opstelde voor het benedictijnse St. Maximin klooster in Trier.

De familie ‘von Esch’ was van de 11e tot de 16e eeuw een van de belangrijkste adellijke families in het Wittlicher Land. Na hun uitsterven verloor de plaats aan betekenis en de twee middeleeuwse kastelen raakten in verval. Het burcht- of tiendhuis is echter nog bewaard gebleven. De aartsbisschop van Trier liet het in 1721 samen met twee tiendschuren en drie stallen bouwen. Het wordt thans beschouwd als het oudste huis van de gemeente.

Het koor met laatgotische ramen (gotische bouwstijl: 1350-1500) van de huidige katholieke filiaalkerk van St. Nicolaas (49° 53′ 50˝ N / 6° 51′ 03˝ E) is een overblijfsel van de kastelen van Esch, de zetel van de familie von Esch vanaf 1157. In 1771 werd de kapel van de heerschappen door de gemeente herbouwd. Het getal 1408, dat verwijst naar de eerste bouw van de kasteelkapel, werd er tijdens de wederopbouw opnieuw in gebeiteld. In de parochiekerk St. Georg von Sehlem bevindt zich de grafsteen van Georg von Esch (1532-1560) en een zandstenen epitaaf / grafsteen uit de renaissance (bouwstijl: 1400-1620) van de baljuw Albrecht von Esch zu Sehlem uit 1575. Hij was een buitenechtelijke zoon van Philipp von Esch.

Koppensteinkreuz, 1653 (Bauherr: W.F. von Koppenstein)

Banden met de abdij van Himmerod en de bedevaartskerk van Klausen worden gedocumenteerd door de familiegeschiedenis van de ‘ridders von Esch an der Salm’: 1. De edelman Udo IV (1230-1294) sleet zijn laatste levensjaren in het klooster van Himmerod. 2. De familie von Esch steunde het ontstaan van het bedevaartsoord Klausen en de bedevaartskerk door grond ter beschikking te stellen. Gottfried von Esch (1408-1465) vond in deze kerk zijn laatste rustplaats. In 1459 gaf hij zijn zonen Nikolaus en Johan toestemming om in Eberhardsklausen een herberg voor pelgrims te bouwen.

In de bedevaartskerk Klausen is een grafplaat van Philipp von (Otten-) Esch te vinden, die hier verschijnt als de ‘Heilige Kommholmich’ (Kom-Haal-Me). Hij werd aanbeden door vrouwelijke pelgrims op zoek naar een goede echtgenoot. Zij legden hiervoor hun vingers in de plooien van Philipps pofbroek. Of zij succes hadden bij hun zoektocht naar een geschikte echtgenoot is niet overgeleverd. Men zei echter dat een bedevaart en het strelen van de pofbroek niet voldoende waren. Er werd gesproken over gedroogde peren, die aan de voeten van Kommholmich gelegd moesten worden.

Philipp von Esch (1488-1535) was de kleinzoon van Gotthard von Esch, die op zijn beurt een stuk grond schonk aan zijn dagloner Eberhard von Esch om zijn devotiekapel in Klausen te bouwen. Deze Eberhard legde de eerste steen voor de bedevaartskerk van Klausen. Op weg naar zijn werk in Piesport aan de Moezel kwam hij van Esch langs Krames en Klausen. In Klausen rustte hij uit op het hoogste punt om krachten op te doen voor zijn verdere weg. Hier verscheen de Moeder Gods aan hem en vroeg hem een kleine kapel te bouwen.

Informatie over de tekst:

Kerkgids parochie- en bedevaartskerk Onze-Lieve-Vrouw-Visitatie in Klausen, Peter Dohms ‘Eberhardsklausen’, 900 jaar Krames, kroniek van de gemeente Wittlich-Land

Ritter Philipp von (Otten-)Esch bzw. “Kommholmisch”

Quellen:

  • Escher Kapelle (S. 868ff) in Hesse, G. & Wiseniewski, A. (1990): Wittlich-Land – Geschichte einer Verbandsgemeinde zwischen Vulkaneifel und Mosel, VG-Chronik.
  • Kirchenführer 2012: Pfarr- und Wallfahrtskirche Maria Heimsuchung Klausen, Broschüre. Dohm., P. (1985): Eberhardsklausen – Kloster, Kirche & Wallfahrtsort, Buch.

Nederigheid voor het leven – stilte zoeken en bidden

Weer mag ik opnieuw beginnen, weer breekt een ochtend aan, Leid, o Heer, mijn doen en denken, Opdat ik vrolijk aan de slag kan gaan. Geef mij kracht om mijn werk te doen, Behoed mij voor traagheid en haast, Laat mij niet slap worden in het geluk, En niet versagen bij de last. Zegen, Vader, hart en handen, Bescherm mijn werk tegen bedrog en misleiding, Opdat ik aan het einde van de dag vrolijk kan terugblikken!

Tekst: Fritz Woike (1890 – 1962)